[Interview] Onderwijscongres Motivatie en Gedrag – Maarten Vansteenkiste

[Interview] Onderwijscongres Motivatie en Gedrag – Maarten Vansteenkiste

20/11/2025

Op 19 januari 2026 komen onderwijsprofessionals uit Nederland en België samen tijdens het congres over ‘Motivatie en gedrag’. Een dag vol herkenbare verhalen, nieuwe inzichten en praktische handvatten om met nog meer begrip en energie voor de klas te staan.

Eén van de sprekers die zijn kennis en ervaring deelt, is Maarten Vansteenkiste: auteur van Het ABC van motivatie in onderwijs en hoogleraar in de ontwikkelings- en motivatiepsychologie aan de UGent. Hij houdt zich al 25 jaar bezig met de ontwikkeling en verfijning van de zelfdeterminatietheorie, een sterk gevalideerde motivatietheorie.

Een kennismaking met Maarten Vansteenkiste, zijn visie en de thema’s waar hij je op 19 januari in meeneemt.

Veel leraren en begeleiders worstelen dagelijks met motivatie. Welke veelvoorkomende misvatting over motivatie zou je meteen willen doorprikken?

Maarten: Een idee dat vandaag nog sterk leeft is dat extrinsieke motivatie een onwenselijk type motivatie is. Intrinsieke motivatie zou dan het enige “goede” type zijn, terwijl extrinsieke motivatie altijd te vermijden zou zijn. Maar binnen de motivatiepsychologie worden verschillende types extrinsieke motivatie onderscheiden: sommige hebben een positief effect op het leerproces en welbevinden, andere hebben een minder gunstige of zelfs negatief effect.

Zo kan een leerling de leerstof niet boeiend vinden, maar zich toch inspannen omdat hij of zij de meerwaarde ervan begrijpt. De leraar heeft duidelijk gemaakt waarom de opdracht of leerstof zinvol is, waardoor leerlingen vanuit overtuiging inzet tonen.

Die vrijwillige vorm van extrinsieke motivatie onderscheiden we van een meer gedwongen vorm. Naar die laatste verwijzen we wel eens met de term ‘moet’-ivatie: leerlingen spannen zich in omdat het moet, bijvoorbeeld om zich in de kijker te spelen bij de leraar, om aan verwachtingen van ouders te voldoen, of omdat ze de druk voelen om te bewijzen wat ze in hun mars hebben.

Die ‘moet’-ivatie kan op korte termijn iets opleveren, maar ge-moet-iveerde leerlingen nemen de leerstof minder grondig door, ervaren meer testangst, en haken gemakkelijker af als het moeilijk wordt. Vrijwillige of autonome motivatie daarentegen gaat gepaard met een betere planning, diepgaand leren, beter presteren én een verbeterd welbevinden. Met autonome motivatie sla je dus meerdere vliegen in één klap.

Hoe kan een schoolteam samen een motiverend klimaat creëren, zonder dat het alleen van individuele leraren afhangt?

Maarten: We zouden hier een aantal zaken kunnen opsommen, maar in de kern is een kwetsbare houding van zowel de leraar als het lerarenteam van fundamenteel belang. Om als persoon én als team te kunnen groeien in het motiveren van leerlingen, is het cruciaal om je kwetsbaar durven op te stellen. Zo kan je op het einde van een lesdag reflecteren (“Wat lukte vandaag wel of niet in het motiveren van leerlingen?”) of aan je leerlingen vragen wat ze van je lessen vinden (“Wat doe ik goed? Heb je een suggestie voor mij?”). Op basis daarvan kan je je lessen bijsturen tijdens vakantieperiodes.

Een andere mogelijkheid is dat een collega je lessen bijwoont en je gedrag observeert, bijvoorbeeld vanuit het door ons ontwikkelde leraarkompas. Daarna ga je in dialoog met de collega’s van je vak- of werkgroep over de motivationele obstakels die je ervaart, maar ook over positieve ervaringen in het motiveren van leerlingen. Veel leraren slagen er goed in om leerlingen te motiveren, en het is bijzonder waardevol om die ervaringen binnen een kader zoals het leraarkompas te plaatsen en breder binnen de school te delen.

Ten slotte kan je ook met leerlingen groeigesprekken voeren, iets waar we voor pleiten in het laatste hoofdstuk in ons boek. Dit zijn gesprekken buiten de context van evaluatie, waarvoor leerlingen zich voorbereiden aan de hand van een leidraad aan thema’s en vragen. Je polst daarbij naar wat goed en minder goed loopt en hoe jij bij hen overkomt. Een open en nieuwsgierige grondhouding is wat kwetsbare leraren typeert: zij hebben de moed en flexibiliteit om zich voor leerlingen open te stellen en van daaruit te leren. Door zo’n houding voor te leven, moedig je leerlingen aan om op dezelfde manier met hun eigen leerproces om te gaan.

Stel: een leraar ervaart veel “moet-ivatie”. Welke kleine maar concrete interventie kan morgen al verschil maken in de klas?

Maarten: Als je aan het begin van de les de voorkennis van leerlingen rond de leerstof activeert, probeer dan hun nieuwsgierigheid te prikkelen. Je kunt bijvoorbeeld vanuit een stelling of een quiz-vraag een dialoog op gang brengen en zo ontdekken waar je gericht de leemtes in hun kennis bijstuurt. Zo sluit je gemakkelijker aan op het beginniveau van leerlingen.

Probeer ook voor jezelf de ‘waarom-vraag’ helder te krijgen: “Waarom wil ik dat leerlingen deze kennis of vaardigheden verwerven?” Leerlingen stellen het nut van de leerstof of een opdracht wel vaker in vraag. Als jij zelf al een duidelijke koppeling kunt maken met hun leefwereld, een thema uit de actualiteit of hun toekomst, zullen die vragen minder snel komen. Ook leraren willen weten waarom directies hen bepaalde administratieve taken toewijzen. Dat geldt dus ook voor leerlingen.

Wat leerlingen motiveert is niet noodzakelijk een goede score, maar wel strategiegerichte feedback. Benoem concreet wat ze wel of (nog) niet goed doen bij het maken van een taak, zodat ze weten ze de volgende keer beter kunnen werken. Vage feedback (“Goed gewerkt”) of persoonsgerichte feedback (“Je hebt een wiskundeknobbel”) is niet concreet genoeg om motiverend te zijn.

In jouw boek introduceer je het leraarkompas. Wat maakt dit volgens jou een bruikbaar instrument voor leraren en teams, en hoe kunnen ze het concreet inzetten?

Maarten: Het leraarkompas maakt op een visuele manier inzichtelijk wat motiverend of juist demotiverend handelen betekent. Uit jarenlang onderzoek hebben we vastgesteld dat verschillende stijlen kan geordend kunnen worden volgens een cirkel. We spreken bewust van een kompas, omdat de stijlen die de basisbehoeften van leerlingen – autonomie, verbondenheid en competentie – ondersteunen, de meest gunstige effecten hebben. Net zoals een kapitein zijn kompas gebruikt om zich te oriënteren, kan een leraar of team het leraarkompas gebruiken voor zelfreflectie en intervisie. In dat opzicht is het leraarkompas een handige praktijkgids.

In ons boek geven we veel concrete, alledaagse voorbeelden die je kunt plaatsen binnen het kompas. Als je eens demotiverend handelt – iets wat iedereen overkomt – kun je de oplossing vinden aan de andere kant van het leraarkompas. Zo sta je stil bij je eigen handelen of kun je in gesprek gaan met collega’s over wat motiverend werkt.

Het leraarkompas maakt ook duidelijk dat motiverend omgaan met leerlingen een ambacht is. Je bent wendbaar en maakt gebruik van verschillende motiverende stijlen, afhankelijk van je groep of de aard en moeilijkheidsgraad van de leerstof. Het leraarkompas biedt geen kant-en-klaar motivationeel recept, maar wel een leidraad voor je motiverend handelen.

In je hele universitaire carrière staat de zelfdeterminatietheorie en motivatie centraal. Waar komt die fascinatie vandaan?

Maarten: Toen ik zelf scoutsleider was, stelde ik me de vraag hoe ik mijn leden een leuke namiddag kon bezorgen. Als fervente voetbalspeler verloor ik wedstrijden en vroeg ik me af hoe het team gemotiveerd kon blijven. Deze persoonlijke, motivationele ervaringen waren voor mij de aanleiding om me te verdiepen in de motivatieliteratuur. Al snel stuitte ik op de zelfdeterminatietheorie, die al in de jaren 1990 in opkomst was. Toen ik de kans kreeg om een jaar onderzoeksstage te lopen bij de grondleggers, Edward Deci en Richard Ryan, kon ik me helemaal onderdompelen in de theorie. Het een boeiend jaar, en de eerste zaadjes van mijn passie voor motivatieonderzoek werden toen zeker geplant.

De theorie is tegelijk eenvoudig én rijk, diepgaand én praktijkvriendelijk. Er zit een gelaagdheid in en een helder mensbeeld. Ik merk dat ook anderen hierdoor gebeten raken. Bovendien is de theorie erg systematisch ontwikkeld: puzzelstuk voor puzzelstuk, waarbij alles naadloos op elkaar aansluit. Die interne coherentie maakt de theorie voor mij extra aantrekkelijk. Het is dan ook geen toeval dat de zelfdeterminatietheorie vandaag tot de meest geciteerde theorieën in de moderne psychologie behoort.

Wat motiveert je zelf het meest in je werk als onderzoeker en docent? Waaraan merk je dat?

Maarten: Wat mij motiveert, is dat je kunt samenwerken met jonge en bekwame mensen. Hoewel de universitaire omgeving erg competitief is, focussen we sterk op het proces en de inhoud van ons werk. Resultaten volgen dan vanzelf. Het vergt soms wat zoeken om goed aan te sluiten bij de interesses, voorkeuren en kwaliteiten van medewerkers en masterproefstudenten, maar zo proberen we een hechte groep te vormen.

Wat mij daarnaast motiveert is dat ons werk maatschappelijk relevant is. Of je nu ouder, leraar, sportcoach, hulpverlener of leidinggevende bent, iedereen wordt wel eens geconfronteerd met motivationele uitdagingen. Dat zorgt voor veel interesse is in ons werk en het in dialoog gaan met het werkveld vind ik vaak erg inspirerend. Daarbij proberen we ook een visie uit te dragen: het gaat niet enkel om de bevindingen van een studie of een concrete tip, maar ook om hoe je vanuit een motivationeel perspectief in het leven staat. Wat drijft jou? Als autonome motivatie overheerst, zie je gedrevenheid bij mensen, en dat heeft een besmettelijk effect op hun omgeving.

 

Centrum voor Ontwikkelings- en Motivatiepsychologie: https://www.comugent.be/

Foto: ©Wouter Van Vooren 

Subtitle: 
Een psychologische basis voor elke leerling en leraar
Price:35,99