[Interview] Onderwijscongres Motivatie en Gedrag – Anton Horeweg

[Interview] Onderwijscongres Motivatie en Gedrag – Anton Horeweg
Op 19 januari 2026 komen onderwijsprofessionals uit Nederland en België samen tijdens het congres over ‘Motivatie en gedrag’. Een dag vol herkenbare verhalen, nieuwe inzichten en praktische handvatten om met nog meer begrip en energie voor de klas te staan.
Eén van de sprekers die zijn kennis en ervaring deelt, is Anton Horeweg: gedragsspecialist, leerkracht met veertig jaar ervaring in het basisonderwijs en auteur van meerdere boeken over gedrag in de klas. Tijdens het congres gaat hij in op hoe je als leraar het verschil kunt maken voor je leerlingen, ook als gedrag ingewikkeld wordt.
Een kennismaking met Anton, zijn visie en de thema’s waar hij je op 19 januari in meeneemt.
Je hebt bijna veertig jaar voor de klas gestaan. Wat uit die ervaring bepaalt het meest hoe je kijkt naar gedragsproblemen in de klas?
Anton Horeweg: Dat is moeilijk samen te vatten, want er spelen verschillende factoren mee. Eén van de belangrijkste inzichten is dat veel kinderen het thuis of op straat niet makkelijk hebben. Ik heb gemerkt dat een veilige en voorspelbare leer- en leefomgeving in de klas ontzettend veel verschil maakt. Klassen worden rustiger, leerlingen gaan beter met elkaar om en komen beter tot leren.
Wat ik in al die jaren ook heb geleerd: volhouden is cruciaal. Gedrag verandert niet van de ene op de andere dag.
Je legt in je boeken veel nadruk op preventief werken. Wat betekent dat concreet voor een leraar op maandagochtend om negen uur, met een volle klas?
Anton: Heel concreet betekent preventief werken dat je als leraar precies weet wat je gaat doen en hoe je het zal aanpakken. Als dat niet het geval is, merken leerlingen dat direct en dan nemen zij het initiatief over. Een goede voorbereiding is daarom essentieel: duidelijke regels, vaste routines en heldere verwachtingen.
Een opmerking als ‘Begin eraan’ is bijvoorbeeld te vaag. Beter is: ‘Ik wil dat je nu aan som één begint en daar vijf minuten in stilte aan werkt.’
Preventief werken betekent ook dat je aandacht hebt voor wat je ziet gebeuren in de klas. Als ik op maandagochtend merk dat een leerling wat somber kijkt, loop ik even langs. Soms is een kort gesprekje genoeg. Soms zeg ik alleen: ‘Als er iets is, kom je na de les maar even langs.’ Op die manier laat je merken dat je beschikbaar bent.
Wat hoop je dat deelnemers na je keynote meenemen naar hun klas of school?
Anton: Ik hoop dat ze beseffen dat er in het onderwijs geen snelle oplossingen bestaan. Lesgeven is een complex vak waarin relaties centraal staan.
Een goede leraar investeert in de relatie met leerlingen, begrijpt het verhaal achter gedrag, stelt duidelijke grenzen, en is betrouwbaar aanwezig. Zulke leraren maken een wereld van verschil.
En minstens zo belangrijk: realiseer je dat je niet alles kunt. Er zijn grenzen aan wat mogelijk is in een klas met dertig leerlingen en één leraar.
Zijn er eigenschappen die je als leraar moet hebben om een ‘geboren leraar’ te zijn?
Anton: Ik geloof niet dat iemand als leraar geboren wordt. Natuurlijk gaat het de ene persoon gemakkelijker af dan de andere, maar uiteindelijk is lesgeven een vak dat je leert. Eigenschappen die helpen zijn: geduld, inlevingsvermogen, consequent handelen en geloof in jezelf én in je leerlingen. Niet elk kind leert even makkelijk, maar met de juiste steun is er veel mogelijk.
Daarom zeg ik: leraar zijn is iets wat je wordt. Het voelt misschien als een roeping, maar het is ook een ambacht. Het is een ingewikkeld vak waarin je blijft leren, je hele loopbaan lang. En dat moet je willen, anders houd je het niet vol.
Als je terugdenkt aan je eerste jaren als leraar: welk advies zou je jongere collega’s willen meegeven?
Anton: Twee dingen: blijf kritisch op jezelf en blijf leren. Ook na veertig jaar ben je niet uitgeleerd.
En minstens zo belangrijk: heb plezier in je werk. Onderwijs geven lukt niet zonder plezier. Leerlingen voelen feilloos aan hoe jij erbij staat, en dat heeft direct invloed op de sfeer in de klas.
Je schrijft veel over thema’s die zwaar of beladen kunnen zijn. Wat trekt je aan om juist daarover te schrijven?
Anton: Ik heb altijd een klik gehad met kinderen die het moeilijk hebben, en vaak ook met diegenen die ‘lastig gedrag’ laten zien. Dat maakte me nieuwsgierig: waarom doen ze wat ze doen?
In gesprekken met hen hoorde ik vaak dat ze dachten dat niemand hen aardig vond. Dat klopt niet altijd, maar het is wel hun beleving. Ik vind dat ieder kind recht heeft op een fijne schooltijd waarin het kan leren en groeien.
Dat vraagt van ons als volwassenen dat we niet wegkijken van moeilijke onderwerpen, zoals thuiszitters, trauma, hechtingsproblemen, pesten, kindermishandeling en seksueel misbruik. We moeten over ons eigen ongemak heen durven stappen, zodat we die kinderen écht kunnen helpen.
Zijn er leeftijdsgebonden verschillen in hoe je trauma herkent en begeleidt?
Anton: Om te beginnen: leraren stellen geen diagnoses. Dat is het werk van psychologen of andere specialisten. Wat wij doen, is gedrag signaleren dat zorgen baart en dat bespreken met de intern begeleider of met de ouders. Samen bepaal je de vervolgstappen.
In de klas zelf kun je als leraar veel betekenen door een rustige en voorspelbare volwassene te zijn, iemand die helpt emoties te reguleren. Of het nu om jonge kinderen of pubers gaat: geduld, vriendelijkheid, voorspelbaarheid en vertrouwen in wat een kind kan, maken het verschil. De leeftijd doet er daarbij minder toe dan vaak wordt gedacht.